Vitrineverhaal 2 - Op jacht naar eeuwige historie
Duitsland, september 1907. Vorst Leopold IV zur Lippe kijkt tevreden uit een van de vensters van Schloß Detmold. De grassprieten van het gazon buigen onder het gewicht van de parelende dauw, en in de verte trekt een kille sluier van mist door het Teutoburger Wald. Aan het gerommel te horen, zijn de bedienden al druk doende de koets gereed te maken, voor de jacht!
‘Hopelijk schieten we net zo’n mooi en vet everzwijn als de vorige keer’, wenst Leopold. ‘Of misschien wel een ree of een prachtig hert… Als we maar niet op stropers stuiten, die onze behoedzame tocht verstoren. Want we willen vanavond natuurlijk wél indruk maken op onze adellijke gasten met een indrukwekkend jachtdiner.’
In gedachten verzonken en een tikkeltje opgewonden van wat er komen gaat, poetst Leopold nog maar eens de glazen van zijn verrekijker. Het hagelgeweer is schoon en geladen, de schietstok staat klaar en in de keuken bereiden de koks de picknick voor onderweg. Koffie, wijn, bier, brood, worsten, fruit, gerookte ham… Vandaag kan er niets misgaan.
Even later neemt Leopold plaats in de koets, naast de meesterjager. Ook enkele bedienden vergezellen de vorst, om te assisteren bij de jacht en om later de lunch te verzorgen. De koetsier geeft de paarden het sein en in draf vertrekt het gezelschap naar Schloß Lopshorn, al vele jaren hét startpunt voor de jacht. Auf geht’s!
Levende traditie
Vandaag de dag bestaat Schloß Lopshorn niet meer. Een felle brand verwoestte het kasteel kort na het einde van WOII. Schloß Detmold daarentegen, floreert nog altijd. Het is het onderkomen van Stephan Prinz zur Lippe, kleinzoon van Leopold (die de oom is van de ons welbekende Prins Bernhard). Prinz zur Lippe is naamgever van Kanzlei Prinz zur Lippe, het juridisch en fiscaal adviesbureau dat in Schloß Detmold is gevestigd.
Prinz zur Lippe vertelt niet alleen graag over de allang vervlogen jachttochten, maar is zelf ook een fervent jager. “Een diepgewortelde passie, die ik heb geërfd van mijn opa en later van mijn vader. Ook mijn kinderen jagen graag. Al is de jacht vandaag de dag puur bedoeld voor het onderhouden van een gezonde wildstand”, vertelt Prinz zur Lippe, die naast ‘hoofd van het huis’ nog talloze ere- en adellijke titels draagt, en niet alleen werkt in Schloß Detmold, maar er met zijn gezin ook woont en de omliggende landerijen beheert.
Jacht is veranderd
“Uiteraard jagen we tegenwoordig heel anders dan honderd jaar geleden”, vervolgt Prinz zur Lippe. “Mijn opa jaagde bijvoorbeeld vóór de tijd van de percussie- en voorlaadgeweren. Ze trokken eropuit in een koets met paarden, de haast ongerepte bossen in. Vermoedden ze de aanwezigheid van wild, dan stapten de jagers uit en reed de koets verder, om de aandacht van de reeën en herten te trekken – en af te leiden van de naderende jagers. Honderdvijftig meter was al dicht genoeg om een poging te wagen; vanaf een meter of tachtig waren de jachtgeweren vrijwel onfeilbaar.”
Indrukwekkende jachttrofeeën in de vitrines
In de Jagdzimmer van Schloß Detmold bewonderen bezoekers geregeld de vele jachttrofeeën in de SDB-vitrines, die de familie zur Lippe schoot in het Teutoburger Wald en elders in de wereld. Ook jachtattributen en aanverwante items sieren de vitrines, zoals geweren, valkenierstassen, Middeleeuwse messen, een eeuwenoude jachthoorn en een zogenaamde Saufeder (een spies om op wilde zwijnen te jagen).
“Ons pronkstuk is echter de kop van een Rothirsch (rood hert), uit de tijd van ver voor mijn grootvader”, vertelt Prinz zur Lippe. “De geleerden hebben bepaald dat dit hert tussen 1600 en 1848 geschoten moet zijn. Na 1848 is uitgesloten, omdat in dat jaar het adellijke privilege om te jagen verviel en de bevolking alles afschoot wat bewoog. Gelukkig hebben de autoriteiten later damherten geplaatst, nu de dominante wildsoort in het Teutoburger Wald.”
“We genieten van de jacht, jagen zit in ons DNA”
Toekomstdroom
Of de SDB-vitrines in de jachtkamer nog nieuwe trofeeën gaan herbergen, is de vraag. “Natuurlijk, we genieten van de jacht, jagen zit in ons DNA”, aldus Prinz zur Lippe. “En in onze mooie vitrines kunnen we ze prachtig presenteren. Maar we jagen veel minder dan onze voorvaderen, en, zoals gezegd: uitsluitend om de wildstand te reguleren. Door gerichte jacht voorkomen we bijvoorbeeld dat wild het bos en de nabije akkers kaalvreet. Of ik nog droom van een mooie, nieuwe trofee? We hebben het er vaak over in de familie. De tijd zal het leren.”
“Ons pronkstuk is echter de kop van een Rothirsch (rood hert), uit de tijd van ver voor mijn grootvader”, vertelt Prinz zur Lippe. “De geleerden hebben bepaald dat dit hert tussen 1600 en 1848 geschoten moet zijn. Na 1848 is uitgesloten, omdat in dat jaar het adellijke privilege om te jagen verviel en de bevolking alles afschoot wat bewoog. Gelukkig hebben de autoriteiten later damherten geplaatst, nu de dominante wildsoort in het Teutoburger Wald.”